ECLI:NL:CRVB:2022:1111

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
21/1309 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening in de vorm van dagbesteding en ambulante begeleiding

In deze zaak heeft appellant op 14 maart 2019 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad voor een maatwerkvoorziening op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Deze aanvraag betrof dagbesteding en ambulante begeleiding. Het college heeft deze aanvraag afgewezen op 4 september 2019, en deze afwijzing is later bevestigd in een beslissing op bezwaar op 16 januari 2020. De afwijzing was gebaseerd op het medisch advies van Argonaut, waaruit bleek dat appellant geen stoornissen had die een belemmering vormden voor zijn persoonlijk en sociaal functioneren.

De rechtbank Noord-Holland heeft in een eerdere uitspraak op 5 maart 2021 het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college zich mocht baseren op het medisch advies van Argonaut en dat het onderzoek naar de medische situatie van appellant voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant was van mening dat het college een psycholoog had moeten inschakelen voor de beoordeling van zijn situatie, maar de rechtbank oordeelde dat de arts van Argonaut voldoende deskundig was om de situatie van appellant te beoordelen.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. Appellant heeft geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en het hoger beroep verworpen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21 1309 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 maart 2021, 20/780 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (college)
Datum uitspraak: 18 mei 2022

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. S. Mathoerapersad, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2022. Namens appellant is verschenen mr. Mathoerapersad. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft zich op 14 maart 2019 bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Naar aanleiding van deze melding heeft een arts van Argonaut de medische situatie van appellant onderzocht en zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 13 augustus 2019. De melding is vervolgens omgezet in een aanvraag.
1.2.
Bij besluit van 4 september 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 16 januari 2020 (bestreden besluit), heeft het college de gevraagde maatwerkvoorziening in de vorm van dagbesteding en ambulante begeleiding afgewezen. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat bij appellant geen stoornissen bekend zijn die gepaard gaan met een belemmering in het persoonlijk en sociaal functioneren op grond waarvan een maatwerkvoorziening moet worden verstrekt.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het college heeft zich mogen baseren op het medisch advies van Argonaut. De arts van Argonaut heeft een oriënterend psychisch onderzoek gedaan en medische informatie van de huisarts bij de beoordeling betrokken. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De rechtbank heeft geen reden gezien voor het oordeel dat het college niet de juiste deskundige zou hebben ingeschakeld. Een adviserend arts van een instantie als Argonaut mag voldoende deskundig worden geacht om de beperkingen en mogelijkheden van een betrokkene juist in te schatten. De rechtbank heeft in de beschikbare gegevens ook geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusie van de arts dat appellant geen cognitieve of psychische beperkingen heeft in zijn zelfredzaamheid of participatie. Volgens de rechtbank is hierin dus geen noodzaak voor dagbesteding/begeleiding op grond van de Wmo 2015 gelegen. De rechtbank heeft in dit verband overwogen dat appellant ook niet wordt behandeld voor psychische klachten. De rechtbank begrijpt dat appellant er de voorkeur aan geeft om naar de dagbesteding in Amsterdam-Zuidoost te blijven gaan, waar hij gelijkgestemden met dezelfde culturele achtergrond kan ontmoeten. De rechtbank heeft echter voorop gesteld dat het college niet gehouden is aan alle bij een aanvrager levende wensen tegemoet te komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant onvoldoende onderbouwd dat hij door zijn psychische toestand niet zelf in staat is tot zelfredzaamheid of participatie.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant is van mening dat het college niet de juiste deskundige om advies heeft gevraagd. Volgens appellant had het college een psycholoog moeten benaderen om zijn medische situatie te beoordelen. Verder heeft appellant aangevoerd dat hij is aangewezen op dagbesteding in Amsterdam-Zuidoost, waar hij lotgenoten van Surinaamse afkomst kan ontmoeten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne.
4.2.
Uit wat onder 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.E. Dutrieux, in tegenwoordigheid van G.F. Telci als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2022.
(getekend) A.E. Dutrieux
(getekend) G.F. Telci