Uitspraak
24 januari 2021 (lees: 2022)
CIZ
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een verzoek om indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Verzoekster, geboren in 1967, heeft CIZ verzocht om haar te indiceren voor zorg, maar dit verzoek werd afgewezen op basis van adviezen van medisch adviseurs. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Verzoekster heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij voldoet aan de voorwaarden voor zorg, maar de voorzieningenrechter heeft geen steun gevonden voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank. De medisch adviseur heeft in het aanvullend advies aangegeven dat de wegrakingen van verzoekster niet leiden tot een blijvende behoefte aan 24 uur zorg in de nabijheid. De voorzieningenrechter heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het verzoek van verzoekster te honoreren om aanvullende informatie in te brengen, en heeft geconcludeerd dat er voldoende duidelijke informatie aanwezig is om tot deze beslissing te komen.