In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellant, die niet had gemeld dat hij opnieuw in dienst was getreden bij een restaurant. Appellant ontving sinds 11 augustus 2016 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en werkte sinds maart 2017 bij het restaurant. Na een melding van gedeeltelijk zwart werken, heeft de gemeente Amsterdam een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Het college heeft vastgesteld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden door zijn werkzaamheden niet te melden, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij recht had op bijstand. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in de omvang van zijn werkzaamheden. De Raad benadrukt dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, indien niet kan worden vastgesteld of de betrokkene in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert. Appellant heeft niet met controleerbare stukken aangetoond dat zijn werkzaamheden beperkt waren tot 40 uur per maand, waardoor het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.