ECLI:NL:CRVB:2022:1071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld op 73,39% door het Uwv. Appellante, die zich op 12 september 2016 ziek meldde, heeft een aanvraag ingediend op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Centrale Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de geselecteerde functies niet passend zijn, met name de functie assistente consultatiebureau en productiemedewerker industrie. De Raad oordeelt dat de arbeidsdeskundige voldoende heeft aangetoond dat de functies medisch gezien geschikt zijn, ondanks de beperkingen van appellante. De Raad bevestigt dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellante geschikt zijn, en dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet tot een ander oordeel leiden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 mei 2022.