Uitspraak
21.3063 WIA
6 juli 2021, 20/4417 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WGA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich in 2015 ziek meldde met klachten van migraine, tinnitus en vermoeidheid, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Na een herbeoordeling door een verzekeringsarts, die beperkingen vaststelde in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), concludeerde het Uwv dat appellante per 1 mei 2019 niet langer recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen correct waren weergegeven. In hoger beroep voerde appellante aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische toestand en de gevolgen van haar ziekte van Crohn. Het Uwv verzocht om bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellante zorgvuldig was en dat de FML juist was opgesteld. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat er geen reden was om aan de medische beoordeling te twijfelen. Appellante had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere conclusies kon ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.