ECLI:NL:CRVB:2022:1069
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die eerder als ploegbaas werkte, had zich ziekgemeld met psychische klachten en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een medische beoordeling vastgesteld dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en heeft zijn ZW-uitkering per 1 oktober 2019 beëindigd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de psychische klachten van appellant adequaat waren meegenomen in de beoordeling.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische beperkingen, met name zijn manische episodes. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank op overtuigende wijze heeft gemotiveerd dat de medische belastbaarheid van appellant correct is vastgesteld en dat de geselecteerde functies binnen zijn mogelijkheden liggen. De Raad heeft de gronden van appellant in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft geen nieuwe medische gegevens ontvangen die aanleiding geven voor een ander oordeel. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is geweest.