ECLI:NL:CRVB:2022:1059
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de WAO-uitkering van appellant. Appellant, die sinds 2003 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, had een WAO-uitkering ontvangen die in 2017 werd herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Het Uwv had deze herziening gebaseerd op een medisch onderzoek en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) die de belastbaarheid van appellant vaststelde. Appellant was het niet eens met deze herziening en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat zijn klachten onvoldoende waren meegewogen.
De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden de WAO-uitkering had herzien. De verzekeringsarts had appellant onderzocht en had daarbij informatie van de behandelend sector betrokken. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat appellant, uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid, geschikt was voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De argumenten van appellant over zijn leeftijd, opleidingsniveau en medicatiegebruik werden niet gevolgd, omdat deze geen invloed hadden op de geschiktheid voor de geselecteerde functies.
De uitspraak bevestigt dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de herziening van de WAO-uitkering op een deugdelijke medische basis berustte. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.