Uitspraak
21.3934 ZW
OVERWEGINGEN
5 december 2020 beëindigd. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat appellante niet geschikt is voor alle door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies en heeft nieuwe functies geselecteerd, maar daarmee wordt appellante onveranderd in staat geacht om tenminste 65% van haar maatmaninkomen te verdienen.
19 december 2019 lichamelijk en psychisch is onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook het dossier bestudeerd en kennis genomen van het aanvullende rapport van de verzekeringsarts naar aanleiding van de ontvangen medische informatie. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om de uitkomst van de medische beoordeling onjuist te achten. De verzekeringsartsen hebben met in achtneming van de klachten van appellante in de rubrieken 1 tot en met 5 van de FML beperkingen aangenomen en appellante heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat het Uwv haar beperkingen op de datum in geding heeft onderschat. Ook heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgens de rechtbank voldoende gemotiveerd dat de aan appellante voorgehouden functies in overeenstemming zijn met de in de FML vastgelegde belastbaarheid.
15 februari 2022 en 30 maart 2022 op een inzichtelijke wijze uiteengezet dat deze informatie voor een deel ziet op medische ontwikkelingen die zich na de datum in geding hebben voorgedaan en dat voorts uit deze informatie, behoudens de oogklachten, geen nieuwe medische aandoeningen naar voren komen. Daarbij is opgemerkt dat de oogarts op in december 2020 geen afwijkingen aan de ogen heeft vastgesteld die gevolgen hebben voor het zien en daarmee tot beperkingen zouden moeten leiden. In september 2021 werd door de oogarts een verminderde visus aan het linkeroog vastgesteld waarvoor appellante een staaroperatie onderging, waarna haar visus verbeterde. Deze ontwikkelingen speelden op of rond de datum in geding geen rol. De psychiater heeft vermeld dat in december 2020 door appellante nagenoeg dezelfde klachten werden geuit als in 2019. Deze klachten zijn door de primaire arts destijds onderkend en bij de beoordeling betrokken en hebben geleid tot een verminderde psychomentale belastbaarheid, zoals volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is weergegeven in de FML van 19 december 2019. Appellante is er niet in geslaagd om twijfel te zaaien aan deze navolgbare motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarom bestaat geen aanleiding de medische grondslag van het bestreden besluit voor onjuist te houden.