ECLI:NL:CRVB:2022:1035
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 17 augustus 2017 ziek meldde met rug- en psychische klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft appellant in 2019 beoordeeld en vastgesteld dat hij met ingang van 28 juli 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn rugklachten en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem zijn. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat de lichamelijke klachten van appellant geen aanleiding geven voor verdere beperkingen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant.
De Raad heeft de gronden van appellant in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van het Uwv en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is geweest. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen.