ECLI:NL:CRVB:2022:1020
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hillhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschil over hoog handelingstempo in geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant had zich ziek gemeld terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uwv had appellant per 18 oktober 2016 een ZW-uitkering toegekend, maar concludeerde later dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, waardoor de uitkering werd beëindigd. Appellant betwistte de geschiktheid van de voor hem geselecteerde functies, namelijk medewerker orderfilling en medewerker bloemzaadproductie, en stelde dat in deze functies sprake was van een hoog handelingstempo, wat niet in overeenstemming was met zijn beperkingen.
De Raad heeft een arbeidsdeskundige benoemd om de geschiktheid van de functies te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de functiebeschrijvingen en functiebelastingen correct waren en dat er geen sprake was van een hoog handelingstempo in de onderzochte functies. De Raad volgde het oordeel van de deskundige en oordeelde dat appellant in staat was om de functies te verrichten. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld over de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn was overschreden en de Staat der Nederlanden werd veroordeeld tot schadevergoeding.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam en onderstreept het belang van deskundigenrapporten in arbeidsongeschiktheidszaken. De Raad heeft de verzoeken van appellant om schadevergoeding en proceskosten toegewezen, waarbij de Staat en het Uwv in de kosten zijn veroordeeld.