ECLI:NL:CRVB:2022:1012
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J. van Weersch, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 augustus 2021, betreffende nabetaling van haar WIA-uitkering. Op 3 januari 2022 heeft mr. van Weersch namens appellante het hoger beroep ingetrokken, omdat het Uwv volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Appellante verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt voor rechtsbijstand in het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv geen verweerschrift heeft ingediend en dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens de relevante artikelen van de Awb besproken, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld tot een bedrag van € 759,-, wat de kosten voor de verleende rechtsbijstand in hoger beroep dekt. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 april 2022.