Uitspraak
18.6582 WIA
OVERWEGINGEN
26 augustus 2014 een uitkering toegekend op grond van de Werkloosheidswet (WW). Met ingang van 13 augustus 2015 heeft appellant zich, vanuit de WW, ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellant het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
29 juni 2017. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 14 juli 2017 heeft het Uwv geweigerd aan appellant met ingang van 10 augustus 2017 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
6 april 2018 (bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 juli 2017 ongegrond verklaard.
29 juni 2020 van klinisch psycholoog en psychotherapeut C. Lisman van De Autismespecialist overgelegd en het Rapport 'participeren met een autisme spectrum stoornis'. Lisman heeft bevestigd dat bij appellant sprake is van autisme spectrum stoornis en heeft beschreven hoe deze stoornis een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van zijn klachten. Appellant heeft er op gewezen dat uit het rapport van Lisman blijkt dat autisme een informatiestoornis is waarbij veelal snellere vermoeidheid kan ontstaan. Het voorkomen van overbelasting is een belangrijke doelstelling. Uit het rapport blijkt dat appellant ‘allergisch’ is voor ‘moeten’ , hetgeen past bij autisme. Subsidiair is appellant van mening dat hij meer en andere beperkingen heeft dan in de FML van 23 februari 2018 is vastgelegd. Appellant heeft daartoe aangevoerd dat hij naast de psychische problemen te kampen heeft met beperkingen aan de knie, rug, nek en schouder. Daarnaast is sprake van ernstige slaapproblematiek. Appellant heeft gesteld dat er in ieder geval gerede twijfel is ontstaan aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. Voorts is volgens appellant sprake van strijd met het beginsel van equality of arms. Gelet hierop heeft appellant de Raad verzocht een deskundige te benoemen. Appellant heeft verzocht het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding van de wettelijke rente.