ECLI:NL:CRVB:2021:983
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geduide functies na eerstejaars ZW-beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 26 juni 2015 ziek meldde met heup- en psychische klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv beëindigde zijn uitkering per 25 juli 2016, maar dit besluit werd later herroepen. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, wat leidde tot hoger beroep.
De Raad heeft de medische beoordeling van het Uwv in twijfel getrokken en een onafhankelijk deskundige benoemd. Deze deskundige concludeerde dat appellant op de datum in geding een sociale angststoornis en andere problemen had, maar dat de belastbaarheid niet zou veranderen. De deskundige onderschreef de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en stelde dat verder onderzoek niet noodzakelijk was. Appellant voerde aan dat zijn psychische klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling.
De Raad oordeelde dat de conclusies van de deskundige overtuigend waren en dat de resterende functies voor appellant geschikt waren, ondanks de twijfels over zijn mentale capaciteiten. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat er geen verwijtbaarheid aan het bestuursorgaan was aangetoond.