ECLI:NL:CRVB:2021:972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard na tegemoetkoming door Uwv aan bezwaren van werkgever
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, dat haar WIA-uitkering had geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De werkgever van appellante, haar vader, had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante niet-ontvankelijk omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit van het Uwv. In hoger beroep stelde appellante dat haar werkgever namens haar bezwaar had gemaakt. Tijdens de zitting werd besproken dat het Uwv de medische informatie van appellante opnieuw zou laten beoordelen. Uiteindelijk heeft het Uwv op 9 maart 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij het bezwaar van de werkgever gegrond werd verklaard en appellante 100% arbeidsongeschikt werd verklaard met recht op een IVA-uitkering. De Raad oordeelde dat er feitelijk geen geschil meer bestond, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.379,91 bedroegen, inclusief griffierecht.