ECLI:NL:CRVB:2021:96
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van onvoldoende toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant had zich in 2012 ziek gemeld en in 2014 was hem een WIA-uitkering geweigerd omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. In 2018 verzocht appellant om herbeoordeling vanwege toegenomen klachten, maar het Uwv weigerde opnieuw de uitkering, omdat er geen toename van beperkingen was vastgesteld die voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het medisch onderzoek van het Uwv onzorgvuldig was en dat zijn lichamelijke toestand verslechterd was. De Raad oordeelde echter dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld, inclusief gegevens van de huisarts en een Turkse arts. De Raad concludeerde dat de klachten van appellant niet voortkwamen uit dezelfde oorzaak als die in 2014 en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.