In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die als zanger optrad zonder dit te melden aan de bijstandverlenende instantie. Appellant ontving vanaf 1 april 2014 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een melding van een hennepkwekerij in zijn woning, heeft de Sociale Recherche Twente onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstand. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door zijn optredens niet te melden. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo heeft daarop besloten de bijstand van appellant in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de intrekking van de bijstand over de maand september 2014 niet op een deugdelijke grondslag berust. De Raad oordeelt dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant in die maand een optreden heeft verzorgd. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank Overijssel en verklaart het beroep gegrond. Het college wordt opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant met betrekking tot de terugvordering. De Raad heeft ook de kosten van appellant in de procedure toegewezen, die in totaal € 1.602,- bedragen.