ECLI:NL:CRVB:2021:933
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellante die werkzaamheden verrichtte in een café
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 4 maart 2014 bijstand ontving op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte in een café. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche van de gemeente Rotterdam, die vaststelde dat appellante in de periode van 1 september 2017 tot en met 28 februari 2018 werkzaamheden had verricht, maar niet kon vaststellen wat haar inkomsten waren of wat zij had kunnen bedingen voor deze werkzaamheden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam herzag de bijstand en vorderde een bedrag van € 5.199,03 terug. Appellante stelde in hoger beroep dat zij de inlichtingenverplichting niet had geschonden en dat het college onzorgvuldig had gehandeld door niet verder door te vragen naar het aantal gewerkte uren.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat zij recht had op bijstand in de periodes in geding. De verklaringen van appellante over haar werkzaamheden waren onduidelijk en wisselend, waardoor niet kon worden vastgesteld of zij verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden. De Raad concludeert dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.