ECLI:NL:CRVB:2021:923
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ingangsdatum van de Wajong-uitkering en de vraag naar een bijzonder geval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren in 1974, had op 31 juli 2008 een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, welke aanvankelijk was afgewezen. Het Uwv kwam later terug op dit besluit, maar stelde dat er geen aanleiding was om de uitkering eerder in te laten gaan dan een jaar voor de aanvraagdatum, tenzij er sprake was van een bijzonder geval. De rechtbank had geoordeeld dat onbekendheid met de regelgeving geen bijzonder geval oplevert, en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen. De Raad bevestigde deze uitspraak, waarbij werd benadrukt dat de appellant, ondanks zijn psychische problemen, niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad concludeerde dat er geen medische redenen waren die de late aanvraag konden rechtvaardigen, en dat de appellant zich bewust was van zijn beperkingen. De uitspraak bevestigde dat de regelgeving omtrent de Wajong-uitkering correct was toegepast door het Uwv.