ECLI:NL:CRVB:2021:900

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
20/2575 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking door appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had hoger beroep ingesteld via haar gemachtigde, mr. S.G.C. van Ingen, omdat zij het niet eens was met een eerdere beslissing van het Uwv. Op 1 december 2020 heeft het Uwv echter een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 8 december 2020 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:75a en artikel 8:108, die betrekking hebben op proceskostenveroordelingen bij intrekking van het beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv inderdaad aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, en heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep. De totale proceskosten zijn begroot op € 1.602,-, bestaande uit kosten voor bezwaar, beroep en hoger beroep.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J.P.M. Zeijen en griffier H. Alajai. Appellante kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 april 2021
20/2575 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 juni 2020, 20/20 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.G.C. van Ingen, werkzaam bij ARAG, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 1 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 8 december 2020 heeft Van Ingen namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft bij brief van 22 december 2020 medegedeeld zich niet te verzetten tegen een proceskosten veroordeling.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 1 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
Aldus is aan appellante tegemoetgekomen. Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 534,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift), € 534,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 534,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.602,-
Deze uitspraak is gedaan door J. P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) H. Alajai
GdJ