Uitspraak
19.4232 PW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant op 25 juli 2018 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een koelkast, een fornuis en een matras. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen geen bijzondere omstandigheden waren die bijstandsverlening rechtvaardigden. Appellant had volgens het college uit zijn inkomen op bijstandsniveau moeten reserveren voor deze duurzame gebruiksgoederen. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij zich in een bijzondere medische en financiële situatie bevindt, die bij het college bekend is. Hij heeft gewezen op de tegemoetkoming die hij op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) heeft ontvangen en stelt dat hij niet kan sparen of lenen vanwege zijn schulden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van de Participatiewet (PW).
De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor de duurzame gebruiksgoederen noodzakelijk zijn, maar dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet had kunnen reserveren voor deze kosten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak is gedaan door M. van Paridon, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.