In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de vraag of er een dwangsom kan worden opgelegd wegens het niet tijdig nemen van een gewijzigde beslissing op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had geoordeeld dat de Awb alleen een dwangsomregeling kent voor beslissingen op aanvraag en besluiten op bezwaar, maar niet voor het niet tijdig nemen van een gewijzigde beslissing op bezwaar. De Centrale Raad onderschrijft deze overwegingen en bevestigt dat er geen dwangsom kan worden vastgesteld in deze situatie. Daarnaast heeft de rechtbank de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 1.252,50, maar de Centrale Raad heeft geoordeeld dat dit bedrag te laag is en heeft de proceskostenvergoeding verhoogd naar € 2.670,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen en de gevolgen van vertraging in de besluitvorming voor de betrokkenen.