ECLI:NL:CRVB:2021:890

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
18/2836 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van een eerdere uitspraak wegens schending van procedurevoorschriften

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 18/2836 ZW. De zaak betreft een vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van de Raad van 26 februari 2020. De appellant, die in deze procedure betrokken is, heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als tegenpartij. De voormalig werkgeefster van de appellant, aangeduid als [BV], heeft in een brief van 4 maart 2020 aangegeven dat zij van mening is dat er een fundamenteel procedurevoorschrift is geschonden, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om deel te nemen aan de procedure tussen de appellant en het Uwv. De Raad heeft partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de mogelijke vervallenverklaring van de uitspraak, maar partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het Uwv heeft wel een nadere toelichting gegeven over de gang van zaken na de brief van [BV]. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Raad ten onrechte heeft nagelaten [BV] als partij toe te laten in de procedure. Dit heeft geleid tot de beslissing om de eerdere uitspraak te vervallen te verklaren. Na deze vervallenverklaring zal de zaak opnieuw door een andere kamer van de Raad worden behandeld.

Uitspraak

18/2836 ZW
Datum uitspraak: 16 april 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak tot vervallenverklaring van de uitspraak van de Raad van 26 februari 2020, 18/2836 ZW
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Bij brief van 4 maart 2020 heeft [BV] ( [BV] ), voormalig werkgeefster van appellant, meegedeeld van mening te zijn dat bij de totstandkoming van de uitspraak van
26 februari 2020 een fundamenteel procedurevoorschrift is geschonden, doordat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld deel te nemen aan de procedure tussen appellant en het Uwv.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over een vervallenverklaring van de uitspraak.
Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Wel heeft het Uwv desgevraagd een nadere toelichting gegeven over het de gang van zaken na 4 maart 2020.

OVERWEGINGEN

Vaststaat dat de Raad ten onrechte heeft nagelaten [BV] in de gelegenheid te stellen deel te nemen als partij in de procedure.
De Raad ziet hierin aanleiding die uitspraak vervallen te verklaren.
Na de vervallenverklaring van de uitspraak van 26 februari 2020 zal de zaak door een andere kamer van de Raad opnieuw worden behandeld.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart zijn uitspraak van 26 februari 2020, 18/2835 ZW, vervallen.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van M. Géron als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) M. Géron