Uitspraak
26 februari 2020 een fundamenteel procedurevoorschrift is geschonden, doordat zij ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld deel te nemen aan de procedure tussen appellant en het Uwv.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 18/2836 ZW. De zaak betreft een vervallenverklaring van een eerdere uitspraak van de Raad van 26 februari 2020. De appellant, die in deze procedure betrokken is, heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) als tegenpartij. De voormalig werkgeefster van de appellant, aangeduid als [BV], heeft in een brief van 4 maart 2020 aangegeven dat zij van mening is dat er een fundamenteel procedurevoorschrift is geschonden, omdat zij niet in de gelegenheid is gesteld om deel te nemen aan de procedure tussen de appellant en het Uwv. De Raad heeft partijen de gelegenheid gegeven om schriftelijk te reageren op de mogelijke vervallenverklaring van de uitspraak, maar partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Het Uwv heeft wel een nadere toelichting gegeven over de gang van zaken na de brief van [BV]. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Raad ten onrechte heeft nagelaten [BV] als partij toe te laten in de procedure. Dit heeft geleid tot de beslissing om de eerdere uitspraak te vervallen te verklaren. Na deze vervallenverklaring zal de zaak opnieuw door een andere kamer van de Raad worden behandeld.