ECLI:NL:CRVB:2021:883
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WAO-uitkering wegens minder dan 15% arbeidsongeschiktheid na medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beëindiging van haar WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die sinds 2003 een WAO-uitkering ontving, had zich in 2017 opnieuw ziek gemeld. Na medisch onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv werd vastgesteld dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard door de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat de medische conclusies goed onderbouwd waren.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld en dat er meer rekening gehouden moest worden met haar medische situatie, waaronder een operatie aan een tumor en eerdere hersenklachten. Het Uwv verdedigde de beëindiging van de uitkering en stelde dat de medische informatie van appellante niet recent genoeg was om de vastgestelde beperkingen te herzien. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en dat de geduide functies voor appellante geschikt waren. De Raad veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten van appellante en het terugbetalen van griffierechten.