Uitspraak
OVERWEGINGEN
€ 25.693,19 bruto aan teveel ontvangen WIA-uitkering van appellant teruggevorderd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Appellant had een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen, maar deze werd beëindigd door het Uwv vanwege niet gemelde inkomsten uit zelfstandige werkzaamheden. Appellant stelde dat hij eerder melding had gemaakt van zijn werkzaamheden, maar de rechtbank oordeelde dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had herzien en teruggevorderd. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij eerder melding had gemaakt van zijn werkzaamheden en dat het Uwv niet tekort was geschoten in zijn informatieverplichting. De opgelegde boete werd ook bevestigd, omdat appellant niet tijdig had gemeld dat hij als zelfstandige werkte. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien en dat de boete proportioneel was.