ECLI:NL:CRVB:2021:863
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar wegens te late indiening zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 23 april 2018, waarin loondispenstatie aan zijn werkgever was toegekend. Het bezwaar van de appellant werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd overwogen dat de bezwaartermijn was aangevangen op 24 april 2018 en eindigde op 4 juni 2018. Het Uwv ontving het bezwaarschrift pas op 26 november 2018, wat te laat was.
De appellant voerde in hoger beroep aan dat hij pas op 14 november 2018 zich bewust werd van de gevolgen van het besluit van 23 april 2018. Hij stelde dat hij niet correct was voorgelicht over de financiële consequenties van het besluit. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank de gronden van de appellant afdoende had besproken en overtuigend had gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad bevestigde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de te late indiening van het bezwaarschrift konden rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.