Uitspraak
19.4628 ZW-PV
BESLISSING
18 mei 2018 ten grondslag. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep met een rapport van 22 augustus 2019 gereageerd op door appellante ingediende medische informatie.
Centrale Raad van Beroep
Op 14 januari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 september 2019. De zaak betreft de vraag of appellante recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere beslissing van het Uwv, waarin werd gesteld dat appellante vanaf 22 maart 2018 geen recht had op een ZW-uitkering.
Tijdens de zitting op 14 januari 2021 verzocht appellante om uitstel van de zitting vanwege de coronamaatregelen, maar dit verzoek werd afgewezen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. D.W.C. Jacobs via videobellen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er voldoende zorgvuldig onderzoek was gedaan door het Uwv. De Raad concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen voldoende inzichtelijk en consistent waren en dat de gestelde klachten van appellante adequaat waren meegenomen in de beoordeling.
Appellante had in hoger beroep enkel gesteld dat haar beperkingen waren onderschat, maar dit was niet onderbouwd met medische informatie. De Raad zag daarom geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank had gedaan. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.