ECLI:NL:CRVB:2021:856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
20/738 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WMO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan over het verzet van de erven van de appellant tegen een eerdere uitspraak waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hogerberoepschrift was niet tijdig ingediend, en de Raad oordeelde dat redelijkerwijs niet kon worden geoordeeld dat de appellant niet in verzuim was geweest. De uitspraak van 21 oktober 2020 had al vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend, en de gemachtigde van de appellant, mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, voerde in verzet aan dat het hogerberoepschrift op 3 februari 2020 was verzonden. Hij overhandigde een kopie van zijn agenda als bewijs, maar de Raad oordeelde dat dit onvoldoende bewijs was om de tijdigheid van de indiening te onderbouwen.

De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht een beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. De termijn voor het indienen van het hogerberoepschrift was op 3 februari 2020 verstreken, en het ingediende hogerberoepschrift was gedateerd op 19 februari 2020, wat betekende dat de termijn was overschreden. De Raad concludeerde dat de argumenten van de gemachtigde over postbezorging niet tot een ander oordeel konden leiden, en dat de appellant niet had aangetoond dat hij tijdig had ingediend.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van griffier R. van Doorn, en werd openbaar uitgesproken op 16 april 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 april 2021
20/738 WMO15, 20/739 WMO15-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2019, 19/3266 en 19/3271 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven van [Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 21 oktober 2020 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak nietontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. drs. R.P. Dielbandhoesing verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 5 maart 2021. Namens appellant is mr. Dielbandhoesing verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft in de uitspraak van 21 oktober 2020 het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend. Daarnaast heeft de Raad overwogen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet voert de gemachtigde van appellant aan dat het hogerberoepschrift wel tijdig is verzonden op 3 februari 2020. Daarbij heeft de gemachtigde van appellant een kopie van zijn agenda overgelegd als bewijsstuk dat het hogerberoepschrift op 3 februari 2020 is verzonden. Ook stelt de gemachtigde van appellant dat er regelmatig iets mis gaat bij de postbezorging.
Volgens artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het poststempel wordt als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de datum van ter postbezorging. De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 3 februari 2020. Het door de gemachtigde van appellant ingediende hogerberoepschrift is gedateerd op 19 februari 2020 en op dezelfde dag ter post bezorgd. Dit blijkt uit het poststempel op de envelop. Op 20 februari 2020 is het bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van een hogerberoepschrift is overschreden. Bij het hogerberoepschrift van 19 februari 2020 is een afschrift gevoegd van een hogerberoepschrift van 3 februari 2020. De verzending van het hogerberoepschrift van 3 februari 2020 is niet met bewijsstukken onderbouwd. Dit leidt dus niet tot een ander oordeel. Een kopie van een pagina uit een agenda is onvoldoende bewijs, omdat hier niet uit kan worden afgeleid dat de verzending inderdaad op die dag heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de gemachtigde van appellant een aantal stukken ingebracht om aan te tonen dat de postbezorging in het algemeen en op zijn adres in het bijzonder onvoldoende is. Ook dat leidt niet tot een ander oordeel. Deze opmerkingen maken niet dat het voor appellant niet mogelijk was om tijdig hoger beroep in te stellen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. van Doorn