ECLI:NL:CRVB:2021:855

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
20/2306 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond in sociale zekerheidszaak met betrekking tot termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2021 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 18 november 2020, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellant, woonachtig in Slowakije, had zijn hoger beroep niet tijdig ingediend en stelde dat gezondheidsproblemen en het gebruik van zware medicijnen hem belemmerden om de post tijdig op te merken. Tijdens de zitting op 5 maart 2021, die via videobellen plaatsvond, was appellant vertegenwoordigd door zijn gemachtigde S. Gabor en een beëdigd tolk, drs. Z. Terrichova.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad oordeelde dat, hoewel de medische situatie van appellant het moeilijker maakt om zijn zaken te regelen, het niet onmogelijk is om hulp van anderen in te schakelen. Daarom werd geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat het verzet ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in deze zaak.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van hoger beroep en de verantwoordelijkheid van de appellant om zijn rechtszaken te beheren, zelfs in het licht van persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 april 2021
20/2306 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2019, 18/4481 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Slowakije (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 18 november 2020 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
De brief van 21 december 2020 is als verzetschrift van appellant aangemerkt.
Het verzet is behandeld ter zitting van 5 maart 2021 via videobellen, waar appellant vertegenwoordigd door zijn gemachtigde S. Gabor en drs. Z. Terrichova, beëdigd tolk, zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

In de uitspraak van de Raad van 18 november 2020 is het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Appellant verklaart door gezondheidsproblemen de post niet te hebben opgemerkt. Door de zware medicijnen die appellant gebruikt, heeft hij geen besef van tijd en ruimte. Zijn echtgenote heeft de uitspraak op een later tijdstip ontdekt en toen was geen tijd meer om tijdig hoger beroep in te dienen.
De Raad stelt vast dat ter zitting en in het verzetschrift geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. In het geval van appellant ziet de Raad geen reden om te oordelen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Hoewel de medische situatie het voor appellant moeilijker maakt om zijn zaken goed te regelen, is het voor hem in deze situatie niet onmogelijk om anderen te vragen hem daarbij te helpen. Dat betekent dat in deze situatie het niet tijdig indienen van het hoger beroep voor rekening van appellant komt.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) R. van Doorn