ECLI:NL:CRVB:2021:830
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante, die sinds 27 december 2010 uitgevallen is uit haar werk als verzorgende vanwege lichamelijke en psychische klachten, hoger beroep ingesteld tegen de beëindiging van haar WGA-uitkering door het Uwv. De WGA-uitkering was aanvankelijk toegekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid, maar na een herbeoordeling op 27 augustus 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Dit besluit is door het Uwv bekrachtigd na een bezwaarprocedure, waarin medische rapporten zijn ingediend die de beperkingen van appellante onderbouwen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij is geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct heeft vastgesteld. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar beperkingen niet juist zijn ingeschat, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere stellingen beschouwd en heeft de conclusie van de rechtbank onderschreven.
De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 12 december 2018 heeft aangetoond dat de nieuwe medische gegevens van PsyQ geen relevante informatie bevatten die de eerdere conclusies van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.