ECLI:NL:CRVB:2021:811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening ouderdomspensioen AOW voor gehuwde pensioengerechtigde en duurzaam gescheiden leven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving vanaf 2016 een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. Na melding van zijn huwelijk op 16 oktober 2018 met zijn echtgenote, die in Marokko woont, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) het ouderdomspensioen per 1 mei 2017 herzien naar een ouderdomspensioen voor gehuwde pensioengerechtigden. De Svb stelde dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, omdat de appellant en zijn echtgenote de intentie hadden om samen in Nederland te wonen.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij werd verwezen naar eerdere rechtspraak. De appellant voerde in hoger beroep aan dat er wel degelijk sprake was van duurzaam gescheiden leven, omdat hij en zijn echtgenote nooit een huishouden hebben gedeeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de appellant en zijn echtgenote ten tijde in geding niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad benadrukte dat de intentie van het huwelijk was gericht op een gezamenlijk verblijf in Nederland, wat blijkt uit de stappen die de echtgenote heeft gezet om in Nederland te kunnen wonen.
De Raad concludeerde dat de Svb terecht het ouderdomspensioen van de appellant heeft herzien naar het gehuwdenpensioen, omdat er geen ondubbelzinnige feiten en omstandigheden waren die duidden op duurzaam gescheiden leven. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.