ECLI:NL:CRVB:2021:805

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
19/26 WAJONG-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep en verzoek om schadevergoeding na overlijden appellant

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 27 november 2018 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de Wajong-uitkering van de appellant te verlagen, werd gehandhaafd. De appellant had hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding, maar is op 8 augustus 2020 overleden. De advocaat van de appellant, mr. V.Y. Jokhan, heeft de Raad geïnformeerd over het overlijden en zich onttrokken aan de procedure.

Tijdens de zitting op 1 april 2021 zijn er geen partijen verschenen, en de Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die het geding willen voortzetten. Gezien het ontbreken van processueel belang bij de beoordeling van het hoger beroep en het verzoek om schadevergoeding, heeft de Raad besloten dat het hoger beroep en het verzoek niet-ontvankelijk zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat er geen belanghebbenden zijn die zich als partij willen voegen in deze procedure. De beslissing is genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Raad de procedurele aspecten en de gevolgen van het overlijden van de appellant in overweging heeft genomen.

Uitspraak

19.26 WAJONG-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 27 november 2018, 18/1670 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 1 april 2021
Zitting heeft: E.J.J.M. Weyers, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: G.S.M. van Duinkerken
Ter zitting zijn verschenen: Niemand

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep en het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen de beslissing op bezwaar van 15 maart 2018 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing van 7 juni 2017 gehandhaafd waarbij de uitkering van appellant op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) per 1 januari 2018 wordt verlaagd naar 70% van het minimumloon.
Namens appellant heeft mr. V.Y. Jokhan, advocaat, hoger beroep ingesteld en verzocht om veroordeling tot vergoeding van schade. Mr. Jokhan heeft de Raad schriftelijk medegedeeld dat appellant op 8 augustus 2020 is overleden en dat zij zich onttrekt aan de procedure.
In de Staatscourant van 24 februari 2021 (Stcrt. 2021, 9038) is de in artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde aankondiging van de zaak gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2021. Partijen zijn niet verschenen.
De indiener van het hoger beroep, appellant, is overleden. Niet kan worden gezegd dat de overledene enig belang heeft bij de voortzetting van het geding. De Raad is niet gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten.
Na de oproep in de Staatscourant hebben geen belanghebbenden verzocht als partij aan het geding deel te mogen nemen.
De Raad komt derhalve tot het oordeel dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep en het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade is komen te ontvallen, zodat het ingestelde hoger beroep en het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
getekend) G.S.M. van Duinkerken (getekend) E.J.J.M. Weyers