ECLI:NL:CRVB:2021:805
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep en verzoek om schadevergoeding na overlijden appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had op 27 november 2018 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de Wajong-uitkering van de appellant te verlagen, werd gehandhaafd. De appellant had hoger beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding, maar is op 8 augustus 2020 overleden. De advocaat van de appellant, mr. V.Y. Jokhan, heeft de Raad geïnformeerd over het overlijden en zich onttrokken aan de procedure.
Tijdens de zitting op 1 april 2021 zijn er geen partijen verschenen, en de Raad heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die het geding willen voortzetten. Gezien het ontbreken van processueel belang bij de beoordeling van het hoger beroep en het verzoek om schadevergoeding, heeft de Raad besloten dat het hoger beroep en het verzoek niet-ontvankelijk zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen dat er geen belanghebbenden zijn die zich als partij willen voegen in deze procedure. De beslissing is genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Raad de procedurele aspecten en de gevolgen van het overlijden van de appellant in overweging heeft genomen.