ECLI:NL:CRVB:2021:803
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van nabestaandenuitkering in geval van polygamie en de gevolgen voor eigendomsrechten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van een nabestaandenuitkering. Appellante, die gehuwd was met een man die in polygame omstandigheden leefde, ontving een nabestaandenuitkering van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Na het overlijden van haar echtgenoot werd vastgesteld dat hij ook een andere echtgenote had, wat leidde tot een herziening van de uitkering naar 50%. De Raad oordeelde dat de herziening gerechtvaardigd was en niet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM, omdat de inmenging in het eigendomsrecht bij wet was voorzien en een legitiem doel diende. Appellante voerde aan dat haar eigendomsrecht was geschonden en dat er sprake was van discriminatie op basis van geslacht, maar de Raad oordeelde dat de Svb op juiste gronden had gehandeld. De Raad bevestigde dat appellante en de andere echtgenote beiden recht hadden op een deel van de nabestaandenuitkering, en dat de Svb voldoende rekening had gehouden met het vertrouwensbeginsel. De uitspraak van de rechtbank Den Haag werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.