Uitspraak
18.2528 ZW
OVERWEGINGEN
“tot 2 u/d”bij de beperking op item 5.4 opgenomen. Daarna heeft er geen lichamelijk onderzoek meer plaatsgevonden. Er was dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat appellante minder beperkt is op dat item. Volgens appellante is er sprake van een ontoelaatbare relativering van de beperking op item 5.4.
tot 3 uur/dag”. Anders dan appellante heeft gesteld, bestaat geen grond voor het oordeel dat deze toelichting ontoelaatbaar is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten van 16 januari 2017, 12 mei 2017 en 1 februari 2018 overtuigend toegelicht dat de frequentie minder een probleem is dan de duur. Zo kan appellante volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet alleen 4x30 minuten staan maar ook 5-6x30 minuten, zolang ze maar voldoende kan afwisselen met zitten of lopen, om de beencirculatie weer voldoende te activeren. Bovendien is deze motivering ook in overeenstemming met de FML. Het Uwv heeft met voornoemde rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende toegelicht dat de bij 5.4 opgenomen toelichting is toegestaan en daarin geen aanleiding is gelegen om tot andere beperkingen te komen. De stelling van appellante dat sprake is van een ontoelaatbare relativering van de beperkingen wordt dan ook niet gevolgd.