Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2021.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die sinds februari 1998 een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet. Verzoeker heeft een verzoek ingediend omdat er maandelijks een bestuursrechtelijke premie van zijn uitkering wordt ingehouden, omdat hij door zijn zorgverzekeraar als wanbetaler wordt aangemerkt. Verzoeker stelt dat deze inhouding leidt tot een laag inkomen en dat er sprake is van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen actueel spoedeisend belang is. Verzoeker ontvangt bijstand naar de norm voor een alleenstaande zonder woonkosten, is verzekerd tegen ziektekosten en er zijn geen aanwijzingen voor dreigende schulden. Het enkele feit dat er een inhouding plaatsvindt op de uitkering is onvoldoende om te concluderen dat er een spoedeisend financieel belang is dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
De voorzieningenrechter heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen en benadrukt dat de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen. Aangezien verzoeker niet heeft aangetoond dat er een zwaarwegend belang is dat behandeling van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht, is het verzoek kennelijk ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.