ECLI:NL:CRVB:2021:755
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsverlening wegens niet gemelde op geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 16 november 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Naar aanleiding van anonieme meldingen dat hij als zanger werkzaam was, heeft de gemeente Almere een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant op geld waardeerbare activiteiten heeft verricht zonder dit te melden, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstandsrecht en de terugvordering van eerder ontvangen bijstandskosten tot een bedrag van € 78.179,47.
De Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs had moeten weten dat hij zijn werkzaamheden als zanger moest melden, ondanks dat het college niet expliciet had vermeld dat deze activiteiten onder de inlichtingenverplichting vielen. De Raad bevestigde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, aangezien appellant niet had aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen voor hem had. De rechtbank had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, en de Raad kwam tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.