ECLI:NL:CRVB:2021:717
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde op geld waardeerbare werkzaamheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante, die sinds 22 november 2011 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had niet gemeld dat zij op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte als begeleidster in een taxibus. Het college van burgemeester en wethouders van Vaals heeft de bijstand van appellante herzien en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 19.038,43 bruto. De Raad heeft vastgesteld dat appellante de op haar rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze werkzaamheden niet te melden. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en in hoger beroep heeft appellante zich tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad heeft geoordeeld dat appellante gehouden is aan haar ondertekende verklaring over de periode waarin zij de werkzaamheden heeft verricht, en dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.