ECLI:NL:CRVB:2021:708
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante. Appellante, die als schoonmaakster werkte en een gedeeltelijke WW-uitkering ontving, meldde zich op 24 september 2015 ziek. Het Uwv heeft haar ziekengeld verstrekt, maar concludeerde na een medisch onderzoek dat zij per 23 oktober 2016 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bevindingen van de artsen voldoende onderbouwd waren. Appellante voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij meer ondersteuning nodig had vanwege haar gezondheidsklachten, waaronder pijnklachten en vermoeidheid. De Raad concludeerde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geschikt was voor de geselecteerde functies en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten van het Uwv te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.