ECLI:NL:CRVB:2021:706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. Appellant, die zich ziek had gemeld met schouderklachten en psychische klachten, had eerder een WGA-uitkering aangevraagd die door het Uwv was geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat het lichamelijk onderzoek slechts drie minuten had geduurd. De Raad oordeelde echter dat het onderzoek veel uitgebreider was dan appellant stelde, en dat de verzekeringsarts rekening had gehouden met de klachten van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv op juiste gronden de WGA-uitkering van appellant had beëindigd. De door appellant overgelegde rapportages en informatie uit latere data werden niet als relevant beschouwd voor de beoordeling van de situatie op de datum in geding, 13 juni 2018. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak.