ECLI:NL:CRVB:2021:702
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en verlaging Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de Wajong-uitkering van appellant. Appellant, geboren in 1973, ontving sinds 2008 een Wajong-uitkering van 75% van het minimumloon vanwege psychische beperkingen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft na een beoordeling vastgesteld dat appellant per 1 januari 2018 arbeidsvermogen had, wat leidde tot een verlaging van de uitkering naar 70% van het minimumloon. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende was en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij geen arbeidsvermogen had en niet in staat was om vier uur per dag te werken. Het Uwv heeft echter verzocht de eerdere uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep herhaaldelijk beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen heeft. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat er geen medische gegevens zijn ingediend die de conclusie van het Uwv zouden ondermijnen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De proceskosten werden niet toegewezen.