ECLI:NL:CRVB:2021:70
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uwv. Appellante, geboren in 1995, heeft een aanvraag ingediend op 18 mei 2015, waarbij zij aangaf te lijden aan PTSS, ASS en een angststoornis. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat haar situatie niet duurzaam was, ondanks het ontbreken van arbeidsvermogen op dat moment. De rechtbank Den Haag heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv niet zonder arbeidskundig onderzoek had mogen concluderen dat er geen sprake was van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende heeft onderbouwd dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij appellante op de datum in geding niet duurzaam was. De verzekeringsarts en arbeidsdeskundige hebben aangegeven dat er mogelijkheden tot verbetering zijn, en dat appellante in de toekomst in staat kan zijn om zelfstandig te functioneren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering op de datum van de aanvraag.