ECLI:NL:CRVB:2021:695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor andere functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant, die eerder als chauffeur reiniger werkte, had zich op 6 oktober 2014 ziek gemeld met psychische en later ook lichamelijke klachten. Na een eerstejaars ZW-beoordeling ontving hij een ZW-uitkering, die na een medisch onderzoek door het Uwv op 2 maart 2016 werd beëindigd omdat hij in staat werd geacht om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant heeft vervolgens een WW-uitkering ontvangen en zich opnieuw ziek gemeld in 2017. Het Uwv heeft hem opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat hij met ingang van 13 oktober 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kon verdienen van zijn maatmaninkomen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat zijn klachten onvoldoende zijn beoordeeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De artsen van het Uwv hebben de klachten van appellant adequaat gewogen en de beperkingen correct vastgesteld. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de functies die aan de EZWb ten grondslag lagen, medisch geschikt zijn voor appellant. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.