ECLI:NL:CRVB:2021:688

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
26 maart 2021
Zaaknummer
18/5015 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante had een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen, maar deze was per 11 juli 2017 beëindigd door het Uwv, dat haar in aanmerking bracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar psychische klachten, die haar arbeidsvermogen beïnvloedden.

De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak opnieuw beoordeeld. Appellante heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder brieven van haar psychiater, waaruit bleek dat zij lijdt aan een schizofrene stoornis en dat zij vanaf 11 juli 2017 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft na nieuw onderzoek zijn standpunt herzien en onderschreef het standpunt van appellante.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep van appellante slaagt. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, waardoor het eerdere besluit van 24 april 2017 herleeft. Appellante heeft vanaf 11 juli 2017 recht op een WGA-loonaanvullingskering. De Raad heeft ook bepaald dat het Uwv het griffierecht van appellante vergoedt.

Uitspraak

18.5015 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juli 2018, 17/8016 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 maart 2021
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en vragen van de Raad beantwoord.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is met ingang van 11 december 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%, omdat appellante vanwege haar psychische klachten geen benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid heeft.
1.2.
Bij besluit van 24 april 2017 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van appellante per 11 juli 2017 beëindigd en haar in aanmerking gebracht voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. De voormalige werkgever van appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 november 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar gegrond verklaard en de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante, met inachtneming van een uitlooptermijn, per 5 december 2017 beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze plaatsgevonden en is niet gebleken dat in de FML van 5 september 2017 de beperkingen van appellante zijn onderschat.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt gehandhaafd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar psychische beperkingen. Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt brieven van psychiater Geerlings van GGz Breburg van
12 september 2018 en 16 oktober 2018 in geding gebracht. Uit laatstgenoemde brief blijkt onder meer dat appellante van december 2017 tot januari 2018 bij ETZ in Tilburg is opgenomen en dat bij appellante sprake is van een schizofrene stoornis.
3.2.
Op verzoek van de Raad heeft het Uwv een nieuw verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht waarbij ook informatie is ingewonnen bij psychiater Geerlings. Uit dit onderzoek is gebleken dat appellante op de in geding zijnde datum, 11 juli 2017, niet beschikte over benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Appellante wordt daarom door het Uwv vanaf 11 juli 2017 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt geacht. Gelet op dit gewijzigde standpunt heeft het Uwv het bestreden besluit niet gehandhaafd. Volgens het Uwv betekent dit dat het besluit van 24 april 2017 herleeft en dat appellante met ingang van 11 juli 2017 in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering. Een vervangend besluit heeft het Uwv echter niet genomen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het Uwv handhaaft het bestreden besluit niet langer en onderschrijft het standpunt van appellante dat zij vanaf 11 juli 2017 volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat het hoger beroep van appellante slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Ook het bestreden besluit zal worden vernietigd, zodat het besluit van
24 april 2017 herleeft en appellante met ingang van 11 juli 2017 recht heeft op een WGA-loonaanvullingskering.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 8 november 2017;
  • bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 172,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van V.M. Candelaria als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2021.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) V.M. Candelaria