ECLI:NL:CRVB:2021:687
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsvermogen van betrokkene onder de Wajong
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had geoordeeld dat betrokkene, die een uitkering ontving op grond van de Wajong, geen arbeidsvermogen had. Het Uwv stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat alleen routinematige taken beschikbaar waren voor betrokkene. Het Uwv heeft aangetoond dat er ook niet-routinematige taken zijn, zoals de taak 'bemannen balie', waarvoor betrokkene geschikt wordt geacht. De Raad heeft de beroepsgrond van het Uwv gehonoreerd en de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene, ondanks haar medische beperkingen, over voldoende arbeidsvermogen beschikt om deze taak te vervullen. De Raad concludeert dat er op 1 januari 2018 geen sprake was van een situatie waarin betrokkene niet in staat was om te werken, en verklaart het inleidend beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak om niet alleen routinematige taken te overwegen bij de beoordeling van arbeidsvermogen, maar ook de mogelijkheden voor niet-routinematige taken.