ECLI:NL:CRVB:2021:685
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2021 een tussenuitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die zich op 5 maart 2012 ziek meldde, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering geweigerd gekregen omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Na een nieuwe melding van toegenomen klachten op 21 juni 2016, weigerde het Uwv opnieuw een WIA-uitkering toe te kennen, met als argument dat de beperkingen niet waren toegenomen binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad heeft in deze tussenuitspraak het rapport van een door hen ingeschakelde deskundige gevolgd, die concludeerde dat het bestreden besluit een ontoereikende medische grondslag had. De Raad oordeelde dat het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) moest aanpassen op basis van de bevindingen van de deskundige. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 4 januari 2017 te herstellen. De uitspraak heeft geen definitief oordeel gegeven over het verzoek om vergoeding van wettelijke rente of de gestelde overschrijding van de redelijke termijn, aangezien het geding nog niet was beëindigd.