ECLI:NL:CRVB:2021:665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als chauffeur/koerier werkte, had zich op 27 februari 2017 ziek gemeld met hyperacusis-klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar een Ziektewet (ZW) uitkering toe, maar beëindigde deze per 9 april 2018, omdat zij in staat werd geacht meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de beperkingen van appellante correct waren vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had in zijn rapporten voldoende rekening gehouden met de klachten van appellante en had geadviseerd dat zij gehoorbescherming kon dragen in een rustige werkomgeving. Appellante voerde aan dat gehoorbescherming niet voldoende was en dat haar klachten niet adequaat waren onderzocht. De Raad volgde echter het oordeel van de rechtbank en het Uwv, dat de medische conclusies juist waren en dat appellante geschikt werd geacht voor de aan de functies verbonden werkzaamheden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van de geschiktheid voor arbeid.