Uitspraak
19.4760 WIA
9 oktober 2019, 19/219 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die zich sinds 2007 ziek heeft gemeld, heeft een WGA-vervolguitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 37%. Na een toename van haar klachten in 2016, heeft het Uwv haar belastbaarheid opnieuw beoordeeld en vastgesteld op 31,25%, wat leidde tot beëindiging van haar uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen opnieuw heeft beoordeeld en een gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft opgesteld, die leidde tot een nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,62%. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat zij in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische informatie adequaat heeft gewogen. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere conclusies van het Uwv ondermijnen. De Raad concludeert dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante correct is vastgesteld en dat er geen reden is om aan te nemen dat haar beperkingen niet juist zijn beoordeeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.