ECLI:NL:CRVB:2021:65

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
20/4252 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding in Wajong-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een Wajong-uitkering en de ontvankelijkheid van het hoger beroep. De rechtbank Rotterdam had eerder op 21 oktober 2020 een uitspraak gedaan, waartegen appellante in hoger beroep ging. De gemachtigde van appellante, Mr. M. Gümüs, heeft het hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift werd pas op 15 december 2020 ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 21 oktober 2020 begon. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het niet voor het einde van de termijn was ontvangen. De gemachtigde voerde aan dat hij in het buitenland verbleef en een collega had gevraagd om het beroepschrift in te dienen, maar de Raad oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. De Centrale Raad verklaarde het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en belanghebbenden kunnen binnen zes weken verzet aantekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 januari 2021
20/4252 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 oktober 2020, 19/3419 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Mr. M. Gümüs, advocaat, heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 21 oktober 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 15 december 2020 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 29 december 2020 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 3 januari 2021 geantwoord dat hij in verband met verblijf in het buitenland op 1 december 2020 een collega heeft verzocht hoger beroep in te stellen en het hoger beroepschrift zowel per gewone post als per telefax in te dienen. Na terugkomst uit het buitenland is hem meegedeeld dat er gehoor is gegeven aan zijn verzoeken. Na ontvangst van de brief van de Raad d.d. 29 december 2020 is overleg geweest met die collega. Zij heeft aangegeven dat zij de faxbevestiging niet kan terugvinden. Dit is de reden dat hij die bevestiging thans niet kan overleggen.
Wat de gemachtigde van appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2021.
(getekend) J.P.M. Zeijen
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.