Uitspraak
18 5062 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
1 oktober 2015 ingetrokken. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat wegens schending van de inlichtingenverplichting de inkomens- en vermogenspositie van appellante onduidelijk is, zodat het recht op bijstand niet is vast te stellen. De schending van de inlichtingenverplichting heeft onder meer betrekking op niet gemelde verblijven in het buitenland in 2015, 2016 en 2017, op geld waardeerbare werkzaamheden als schoonheidsspecialiste met ingang van 1 oktober 2015 bij [naam salon] en bij appellante thuis, op geld waardeerbare werkzaamheden als algemeen medewerker van [reisorganisatie] en verder op grote stortingen, overschrijvingen en zakelijke transacties (zoals voor vliegtickets, visa en hotelkamers) op de bankrekening van appellante en het inrichten van een beautysalon in haar woning.
€ 12,-. Op de website van Social Deal zijn reviews gegeven over de behandelingen van appellante. Op 20 februari 2017 staat op de Facebookpagina van [naam salon] een actie via Social Deal voor vouchers voor verschillende massages door appellante voor € 17,-.
20 februari 2017 een bedrag van € 90,- heeft bijgeschreven onder vermelding van ‘gezichtsbehandeling’. Verder blijkt uit het in 4.2.1 bedoelde internetonderzoek dat bij de op Facebook geplaatste berichten en acties ook prijzen voor de behandelingen van appellante staan vermeld.
28 maart 2017 blijkt dat appellante met hem gesproken heeft over haar plannen om een schoonheidssalon te beginnen. De klantmanager heeft haar daarom verwezen naar de
Bbz-consulent, die van mening was dat appellante niet over basisvaardigheden beschikte om een eigen bedrijf te starten. De klantmanager heeft appellante daarop overgedragen aan een andere klantmanager voor het vinden van een passende baan.