Uitspraak
19 3902 PW
26 juli 2019, 19/1244 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de kostendelersnorm bij de bijstandsverlening aan appellante. Appellante had op 11 september 2018 een aanvraag voor bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht had bij besluit van 19 oktober 2018 bijstand toegekend naar de kostendelersnorm, omdat appellante samenwoonde met haar huisbaas en andere medebewoners. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante en haar huisbaas geen commerciële relatie hadden, wat doorslaggevend was voor de toepassing van de kostendelersnorm. Tijdens de zitting werd erkend dat de huisbaas de boodschappen deed en kookte voor appellante, en dat er geen strikte huurrelatie was. Appellante betoogde dat de omstandigheden het gevolg waren van een eerder afgewezen aanvraag om bijstand, waardoor zij niet in staat was om aan de huurovereenkomst te voldoen. De Raad oordeelde echter dat de feitelijke situatie leidend is en dat er in de beoordelingsperiode geen sprake was van een commerciële huurrelatie.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college terecht de kostendelersnorm had toegepast. De beslissing werd openbaar uitgesproken door rechter E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van griffier T. Ali.