ECLI:NL:CRVB:2021:571

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
20/3859 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 september 2020. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 20/3859 WMO15. De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak van de rechtbank op 3 september 2020 aan partijen bekendgemaakt. Het beroepschrift werd echter pas op 11 november 2020 bij de rechtbank en op 13 november 2020 bij de Raad ontvangen, wat betekent dat het buiten de termijn was ingediend.

De Raad overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een nietontvankelijkverklaring te voorkomen indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, appellant niet heeft gereageerd op een verzoek om uitleg over de termijnoverschrijding. Hierdoor kon de Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak werd gedaan door D.S. de Vries, met K.R. van Renswoude als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 maart 2021
20/3859 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 2 september 2020, 19/2841
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 3 september 2020 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 11 november 2020 bij de rechtbank Den Haag, en op 13 november 2020 bij de Raad ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 26 november 2020 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop niet gereageerd.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2021.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.